Rhinitis

Inleiding

Allergische en niet-allergische rhinitis komen veel voor. De aandoeningen hebben een geschatte prevalentie van 150 tot 200 per 1000 personen per jaar en komen bij mannen en vrouwen ongeveer even vaak voor. In de huisartsenpraktijk daarentegen is de prevalentie 25 per 1000 mannen en 31 per 1000 vrouwen per jaar. Dit betekent dat een grote groep niet onder behandeling van een arts staat en waarschijnlijk zijn toevlucht zoekt naar zelfzorg.

Allergisch rhinitis is veelal seizoensgebonden (door invloed van pollenallergenen) terwijl niet-allergische rhinitis het hele jaar voor kan komen en veroorzaakt wordt door heel andere stimuli (b.v. geneesmiddelen, rook). De seizoensgebondenheid heeft de oude naam hooikoorts geleverd. Tegenwoordig spreek men daar niet over, omdat het niets met hooi te maken heeft.

De aandoening betekent een grote handicap met veel impact op het dagelijks leven (ziekteverzuim).

Leerdoelen

Na afloop van deze cursus

  • Heb je kennis genomen van de aandoening (allergische en niet-allergische) rhinitis, welke klachten  heeft de patient, hoe vaak komt het voor en hoe herken je de klachten
  • Heb je kennis genomen van de richtlijnen
  • Ben je in staat patiënten uitleg te geven over hun aandoening en hun therapie geef je mensen met hooikoorts- of rhinitisklachten de juiste niet-medicamenteuze adviezen
  • Ben je in staat uit te leggen hoe medicijnen bij allergische rhinitis werken
  • Kan je m.b.v. het farmaceutisch dossier, mogelijke andere oorzaken aanwijzen
  • Kan je advies geven aan mensen met rhinitisklachten die een zelfzorgvraag hebben
  •  ben je alert op mogelijke interacties van medicijnen bij hooikoorts of allergische rhinitis en handel je deze interacties op de juiste wijze af